Met Hillary zijn er wat dingen afgestraft. Hieronder geef ik daar de voornaamste punten van weer in 3 afstraffingen. Daarnaast trek ik 2 voornaamste lessen die er te leren vallen. Het aardige is dat daar ook
voorbeelden bij zijn die aangeven: het kàn. Maar dan moet je er wel aan beginnen, en volhouden.

Afstraffing 1.

Trump heeft gewonnen met een overdosis uitgekookte boerenslimheid tegenover de zeer voorspelbare tactiek van de Democraten. Plus een portie mazzel, maar dat was verder bijzaak. Daar kwam ook een ongehoorde kerfstok aan politieke straatvechterij aan te pas, wat niet verboden is, maar waar verder geen Democraat van terug had. Trump had met zijn negativiteit niet alleen de hyperbool van hatelijke overdrijving als wapen, maar ook de tot in het absurde doorgetrokken overtreffende trap daarvan. Daar zit hij kennelijk zelf in het geheel niet mee – als het maar wèrkt voor wat hìj wil. Nou, dat deed het – waarvan akte. Hij raakte er een snaar mee, gevoeligheden en verwoordde de verbittering van miljoenen, terwijl anderen daar geen of veel te weinig oog voor hadden.

Trump heeft gewonnen op de golven van de verziekte sfeer veroorzaakt door de rechtse haatcampanjes vanuit zowel de Republikeinse partij en van de radicaal rechtse flankgroeperingen als de Tea Party, Breitbart en de ’alt right’ clubs. Natuurlijk had Trump ook een hele stoot van de meer tot de hoofdstroom behorende rechtse media met zich mee. Dat is uiteraard een mooi mazzeltje voor hem.

Je zou je kunnen afvragen of Trump ook zonder die sfeer zou hebben kunnen winnen, maar dan ga je speculeren buiten de realiteit om. Dat lijkt me niet zinvol. Al die clubs en al die media zijn er nu eenmaal, dus daar moet je rekening mee houden en er wat mee doen, zoals ze bestrijden in het publieke debat. Op korte termijn zul je ze uiteraard nooit overtuigen, maar op de langere termijn is dat niet uit te sluiten, mits links maar meer aanhang weet te verwerven. Aanhang kweekt immers invloed, en invloed kan zich weer vertalen in macht. Dat laatste klinkt misschien utopisch, maar het is wel de uitdaging waar we voor staan, en waar ik nu wat dingen voor wil uitstippelen.

Hillary heeft 1,3 mijlard dollar besteed aan campagnedollars, tegenover Trump ‘slechts’ 0,8. Dat is nog steeds absurd veel, maar wel heel veel minder. Daar staat wel tegenover dat de ‘free publicity’ vanuit de rechtse media ook het nodige in geld voorstelt, ten gunste van onze Donald J.. Hillary heeft zich laten meetrekken in de sfeer van negatief campagne voeren. Daarmee is ze er niet in geslaagd veel mensen te motiveren die eerder wèl voor Obama hebben gestemd: van latino’s en zwarten gingen er minder stemmen, terwijl de Rust Belt blanke arbeiders van Democratisch naar Republikeins over gingen. Obama heeft daarbij ook niet het verschil kunnen maken. Het is op zichzelf reeds als een teken van zwakte bij de Democraten op te vatten dat hij zich überhaupt zo heeft ingespannen. Kennelijk vertrouwde hij niet op de kracht van Hillary’s eigen boodschap. Maar zijn eigen eerdere boodschap van hoop, die bij zijn eigen verkiezing tot twee keer toe heel goed werkte, deed dat nu ook niet meer. Ook hij bereikte die afhakers niet met een positief en motiverend verhaal, terwijl hij met zijn diskwalificaties van Trump in de sfeer van negatief campagne voeren deelde.

Flinters van oprechtheid en emotie kwamen bij Hillary pas toen ze haar verliezersspeech hield. Maar dat was te weinig en toen was het te laat. De politieke les voor iedereen op die vleugel van het politieke spectrum is dat je daar veel meer je positief appellerende wapen van moet maken, gekoppeld aan een reële, eveneens positief getoonzette visie.

Afstraffing 2.

De progressievere media gaan echter ook niet vrijuit bij de winst van Trump: de permanente geilheid op kijkcijfers en andere publicitaire hefboompjes was ook voor hen als verleiding veel te groot. Ze hebben met hun ongefilterde aandacht voor Trumps strapatsen te zeer mee geroeid met de hoofdstroom, en gingen er zodoende in mee als de met de spreekwoordelijke lemmingen naar de afgrond. Het toont de fnuikende invloed van de electorale medialogica anno 2016, die ronduit, op vrijwel alle relevante aspecten, in Trumps voordeel heeft gewerkt.

De progressievere journalistiek heeft daarnaast ook domweg inhoudelijk de slag gemist, op een manier die van ‘mythische omvang’ is, aldus Margaret Sullivan, mediacolumnist Washington Post, in de NRC van 10 november. Ze wijst op het volgende, namelijk dat ze heel veel niet hebben zien aankomen. Ze kennen de beslissende stemmers en wegblijvers niet omdat ze zelden dààr komen waar die mensen wonen. Het broodnodige veldwerk ter plekke is dus ernstig verwaarloosd en uiteindelijk fataal de mist in gegaan.

Sullivan haalt dan Peter Thiel aan, een invloedrijk kopstuk uit Silicon Valley: De ‘liberal’ media nemen Trump nooit serieus, maar ze nemen hem wel letterlijk. En ze redeneert dan verder: Terwijl diegenen die Trump wel serieus hebben genomen, dat juist nooit letterlijk deden. Hier zit een serieuze kant aan die veel meer inhoudt dan het “one liner”-karakter van deze tegenstelling op het eerste gezicht zal doen vermoeden. Trump, goochelend met zijn ‘fact free politics’, lanceert telkens irreële kreten, sommige dom, andere hatelijk of duidelijk racistisch, die links weliswaar op de kast jagen, maar er bij zijn eigen aanhang juist als koek ingaan. Links serveert het allemaal weliswaar correct af met de juiste inhoudelijke argumenten, maar alleen zijzelf hebben daar wat aan – niet Trumps aanhang. Die zal dat inhoudelijk correcte geargumenteer met al die juiste feiten een worst zijn, want het appelleert totaal niet aan hun gevoel. En juist dat doet Trump dus wel. Hij vindt dat gevoel feilloos en hij kietelt het vervolgens met het ragfijne gevoel van de pianovirtuoos met zijn klavier.

Voor zo’n sfeer is uiteraard een voedingsbodem, en links en de liberals, maar ook ‘rechts’ hebben die niet of tot nog toe onvoldoende weten te bereiken. Over de Democraten en de rest van links hadden we het al, maar ook de Republikeinse partij in top en verdere bepalende geledingen hadden niet door welke stemming er leefde en dat deze zo sterk was. Anders waren ze er zonder Trump ook wel gekomen, en hadden velen ook bij hen niet zo duidelijk afstand genomen van hem. Ze hadden het niet door en ook niet dat het ‘zo erg’ was.

De Democraten zouden nu in crisis zijn (NRC, 11 november). Dat kan best zijn en vooral per verrassing, maar die van de Republikeinen is ook nog helemaal niet voorbij. En dat weten ze daar heel goed.

Afstraffing 3.

Verkiezingen win je in het huidige tijdsgewricht dus duidelijk niet meer door blind te varen op peilingbureaus. Die bureaus hebben wel veel data, maar als groep ook een duidelijk collectief gebrek aan politieke gogme.

Los van alle onzekerheidsmarges: Hun data waren de verkeerde, gebaseerd op invalshoeken die er bij vorige gelegenheden wel toe deden, maar nu absoluut niet meer. Je moet de actuele situatie analyseren en die door hebben. Op z’n Cruijffs: je snapt er niks van als je het niet dóór hebt. De mate van je politieke inzicht bepaalt de slimheid van je vraagstelling, van de invalshoek van waaruit je je kiezersonderzoek doet. Als die snuggerheid ontbreekt, is je visie beperkt als die van goudvissen in hun kom: elk nieuw rondje weer een bron van spanning en eindeloos vermaak. Zoals de generaals vaak werken met de achterhaalde strategieën van vorige oorlogen, doen de verkiezingsstrategen, spindoktertjes en verkiezingsonderzoekers dat met de tactieken en de invalshoeken die er bij vorige verkiezingen wèl toe deden, maar deze keer eventjes niet. En Trump, die gnuift er alleen maar om. Geef hem eens ongelijk. Arme goudvissen.

Wat nu?

De mea culpa’s van media en politici en de denkers en duiders eromheen klinken vooral sympathiek, maar hoeveel hout snijden ze, hoe geloofwaardig zijn die?

Een greep uit de grabbelton daarvan:
Gaat het om een andere taal? – Bas Heijne in de NRC van 28 oktober; hier spreekt de cultuurcriticus die al een tijdlang kritiek heeft op de uitingen, redeneringen en gedachtenpatronen die men er in de gevestigde politiek op nahoudt. Het huidige ‘discours’ is in verval en er zou een ‘nieuwe taal’ nodig zijn.
Andere, bindende feiten scheppen? – Luuk van Middelaar, NRC 3 november; hier spreekt de historicus-filosoof die, geheel in de traditie van de historici meer wil verbinden door een andere invalshoek te kiezen, dus andere feiten te ‘scheppen’.
Elkaars werkelijkheid beter begrijpen? – Rob Wijnberg in De Correspondent 11 november; hier spreekt de journalist en filosoof met een postmodernistische inslag die uitgaat van meerdere realiteiten; de politieke groepen leven te zeer in verschillende werkelijkheden en het moet juist gaan om het betere wederzijdse begrip. Treed dus buiten de eigen bubbel en zoek de verbinding met die anderen.
etc..
Het populisme afzweren, zoals D66 wil, maar dan per krantenadvertentie, zoals daags na die verkiezing, en andere gratuite oproepen?

Al deze stellingen, opvattingen, betogen en manifestaties van een oprecht gevoeld sentiment vertolken steeds een zeer terechte zorg over wat wij hier in ons eigen land kunnen, ja zelfs zouden moeten leren van de VS en hun Trump. Maar als we nou eens stellen dat het maatschappelijk effect van dit soort uitingen het resultaat is van de kracht van standpunten, versterkt door de macht van de aanhang die men ermee kweekt, dan bekruipt mij het gevoel dat er steeds iets blijft ontbreken. Aanhang, die een vuist kan maken. Het lijkt de kerkelijke gemeente wel die na de zondagse kanselboodschap weer naar huis gaat: die zal zich beslist gesterkt voelen, de preek was weer prachtig, maar in het leven van alledag staan ze er nog steeds zelf voor. De vraag dringt zich dan op: Okee, allemaal mooi en goed, maar hoe nu verder?

Les 1.

Vooral links zal in het huidige mediaklimaat meer aan ‘grassroots’ politiek moeten doen. Politiek, mensen mobiliseren en invloed opbouwen van onderop dus. Het valt voor links immers niet te verwachten dat hen het volgende ooit zal overkomen: de luxe van de volle steun vanuit ‘mainstream’ media en een hele landelijk brede politieke vleugel die ze goed gezind is, plus de sputterende aandacht van de opponerende vleugel die, hoe dan ook, eveneens in hun voordeel werkt.

Het gaat er dus om, dat ze op links aanhang, en daarbij een mate van stabiliteit in die relatie met hun achterban moeten opbouwen, die ze veel minder afhankelijk maakt van de publiciteit via de gevestigde media. Verder moet deze relatie ook minder vatbaar zijn voor de grillige effecten daarvan.

Daar waar er aanleiding toe is, moeten ze proberen mensen te mobiliseren op die terreinen waar dat precariaat het moeilijk heeft: marktwerking, zorg, huisvesting, vluchtelingen, flexibilisering, werk, toegankelijkheid van onderwijs, averechtse bezuinigingen, etcetera. Hier liggen taken voor vakbonden en het verdere bekende actiewezen. En er gebeuren daar acties, maar men moet er wel oog voor willen hebben.

Daarnaast liggen juist hier ook kansen in recentere ontwikkelingen als de moderne coöperatieve bewegingen. Juist in de VS maken die de laatste jaren weer een opmerkelijke groei door, en ze vinden internationaal navolging. Zie bijvoorbeeld de website van de Democracy Collaborative, http://democracycollaborative.org

En je treft er een zeer nuchtere, maar doelbewuste beweging aan. En er zijn er daar meer van.

Een andere hoopgevende ontwikkeling is die van het burgerbudgetteren: burgers die op eigen initiatief een gedeelte van het budget van hun overheid gaan beheren en er dan veel meer mee bereiken dan diezelfde logge overheidsgeleding in haar normale doen. Het begon in 1989 in de stad Porto Alegre in Brazilië, en vond na 10 jaar navolging in 100 Braziliaanse steden. Er zijn inmiddels in het buitenland in 1500 steden collectieven die miljoenenbudgetten beheren en dit naar behoren, maar op een veel democratischer manier doen dan voorheen gebeurde. De Wereldbank promoot het inmiddels. Zie bijvoorbeeld Rutger Bregman in een artikel in De Correspondent, begin 2016. Al die dingen geven hoop. Wat ook hoop geeft: ook in Nederland zijn dit soort zaken aan de gang in Amsterdam, Den Haag, Utrecht, Emmen, Hoogeveen, Amersfoort. Delen van lagere overheden dus, die bijdraaien richting bevolking. Mondjesmaat weliswaar, zoals dat nu eenmaal gaat bij kleine proefprojecten, maar toch. Alleen bevindt zich dit overwegend onder de radar van nieuwsvoorziening en de journalistieke en wetenschappelijke overdenking eromheen, en dus, helaas, buiten de marges van het huidige ‘discours’. Deze beide laatste soorten initiatieven worden echter serieus ondersteund door recent wetenschappelijk onderzoek. Het zouden wel eens de belangrijkste vernieuwende aspecten kunnen zijn waar we het de komende decennia van moeten hebben. De zinvolle aanknopingspunten zijn er dus zeker.

Dat betekent voor de gevestigde politieke partijen dat die, veel meer dan nu gebruikelijk is, de verbinding moeten zoeken met die uiteenlopende actiegroepen en vakbonden en wat voor sociale organisaties dan ook. Omgekeerd betekent het dus ook dat die laatsten veel meer dan tot nog toe aan de politiek moeten appelleren. Kruisbestuiving zou men dat kunnen noemen, waarbij het actiewezen vooral om de eigen zelfstandigheid moet blijven denken. Alleen vandaaruit kunnen ze de gevestigde partijen en de consensus daaromheen naar links trekken, en dat ook blijven doen.

Die consensus naar links trekken: dus niet alleen op basis van de modieuze issues van het actuele moment en de waan van de dag, maar ook en vooral op die waar het precariaat zo last van heeft. En laten we dan maar eens kijken of onze gematigde politici dan nog zo de mond vol hebben van ‘tegen het populisme’, want dit zijn de thema’s waarop je daadwerkelijk het kaf van het koren scheidt, en niet die loze bezweringsformules in advertenties. Die doen alleen maar mensen verder de hakken hun het zand zetten.

Les 2.
En als media dan ook eens een wat meer serieuze rol willen spelen? In negatieve zin: wat minder aandacht voor elke rare scheet van die vreemde meneer uit Venlo met dat witte kuifkopje, die met al die doffe mantra’s van hem helemaal niet zo’n goede spreker is als de journalistieke goegemeente ons steeds weer in probeert te prenten?

In positieve zin: Wat te denken van een wekelijkse reportage van bijvoorbeeld Jeroen Pauw het land in, naar een prachtwijk of een krimpgemeente, naar een azc, een opvangcentrum of een moskee, en een leeggelopen kerk, en met een heel ander sprekend publiek dan wat daar gemeenlijk aan de tafel aanzit in die studio? En daar dan ook een paar keer terugkomen, zodat die mensen zich niet als een per incident opgetrommeld exotisch excuuspubliek hoeven te voelen. Daar valt voor een heel vijfjarenplan vol aan werk te doen, maar dan valt er ook wat te beleven.

Tot slot

Links zal zich, kortom, veel meer moeten realiseren dat het van de verschillende politieke stromingen de moeizaamste weg te bewandelen heeft. Maar let op: het is wel die, welke de meeste en waardevolle voldoening schenkt, namelijk aanhang die nu eens geen vluchtig karakter heeft, en op termijn vruchten kan afwerpen voor die sociale groepen die het het hardst nodig hebben.

Een zekere dosis politieke straatvechterij kan daar goed bij van pas komen – zeker weten. De rottigheidjes van hun rechtse tegenstanders hoeven uiteraard niet onbeantwoord te blijven, en te betekenen dat dit ook voorlopig hun eigen exclusieve arsenaal is. Dit is echter het normale politieke handwerk. Het mag nooit de enige grond van politieke trots zijn, maar zonder dit soort truuks vaart niemand wèl. En ben je toevallig niet zo’n ettertje – nou, dan maar niet, als je maar vooral jezelf blijft. Authenticiteit gaat hier voor alles, en dit weegt veel zwaarder dan de roep om een ‘links populisme’, die ook wel eens klinkt. Als dat progressieve geluid alleen maar populistisch op zijn ‘links’ is, komt het paard uiteindelijk alleen maar achter de wagen.

Dit alles geldt voor de Democraten en voor alles wat zich in de VS op de linkervleugel beweegt, of zelfs maar de gematigd progressieve. Het geldt verder voor elk land waar links wel wat mazzeltjes kan gebruiken. Dat zijn er dus heel veel. Hier gaat het echter niet om meevallertjes als politieke aalmoezen, maar om een richting in te slaan die leidt tot afscheid van de electorale vluchtigheid en opnieuw opbouwen van wat ooit een stabiele aanhang was. Het is misschien even wennen, maar het leidt tot iets van een wezenlijk ander karakter dan appelleren aan andere talen, andere feiten en het verlaten van eigen werkelijkheden. Dit, beste lezers, is datgene wat dat andere discours oplevert dat we zo graag zouden hebben. En met een knipoog naar Boeddha’s uitspraak over geluk en de weg er naar toe: er is geen weg naar dat andere discours, dat discours zèlf is die weg. Dat moeten we allemaal heel goed in onze oren knopen.

Utrecht, december 2016.

Tags:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *