Moet Groen Links nou mee regeren of niet? De discussie hierover spitst zich vaak toe op het aspect van verantwoordelijkheid nemen, of zulke verantwoordelijkheid juist uit de weg gaan. Vaak stokt het dan in ‘welles’ tegenover ‘nietes’ en allerlei varianten daar tussenin. Mij overkomt dit ook: wat is dat toch, met die ‘verantwoordelijkheid’? We moeten die discussie toch beter met elkaar kunnen voeren. Tijd dus om nader op een aantal zaken in te gaan. Wat blijkt? Het begrip maskeert veel meer dan dat het verheldert.

Eerst de argumenten vóór meedoen: Mee regeren om een bepaalde koers een beetje je eigen kant op te trekken. In het gehele krachtenveld is er altijd wel een bepaalde ruimte om een paar van je eigen punten te scoren, en helemaal je zin krijgen doe je toch nooit. Daar zit zeker iets in.

Dan is er het argument van de ‘burgemeester in oorlogstijd’: je laat je eigen mensen toch ook niet in de steek als het een zware periode is? Laten wij dan maar de vuile handen maken, want anderen maken er nog een veel erger zootje van. Ook daar zit zeker iets in.

Wat verder te denken van invloed uitoefenen in plaats van toekijken, en het lef hebben om die vuile handen te maken tegenover de schone handen van de loze “Prinzipienreiterei”?

Nogmaals: zeker zaken die er toe doen en het altijd verdienen dat men ze serieus neemt. Het zijn argumenten die de afgelopen tijd gedomineerd hebben in de commentaren van politici zelf, maar ook van pers, opinieleiders en politieke analisten van gematigd links tot rechts.

Bolkesteintjes

Interessant in dit verband is het voorbeeld van Frits Bolkestein. Van 1990 tot 1998 leidt hij de VVD-fractie in de Tweede Kamer, dus ook met het kabinet Paars-I, de coalitie met de PvdA en D66. Uiteraard opereert hij binnen de marges van de coalitiepolitiek. Toch blijft hij vanuit de Kamer voor een sterk onafhankelijk VVD-geluid zorgen, terwijl de partij in die periode voortdurend aan aanhang wint. Hij wordt roemrucht – het is maar van welke kant je het bekijkt – met onder andere aanbevelingen voor een strenger vreemdelingenbeleid en zijn kritiek op de zwakkere kanten van de multiculturele samenleving. Ik geloof niet dat er in de laatste 4, 5 decennia veel fractieleiders van regeringspartijen zijn geweest die zich zo duidelijk van leer zijn getrokken.

Dat zou dus een leerzaam voorbeeld voor anderen kunnen zijn. Je ondersteunt een regering waar jouw partij deel van uitmaakt, maar je zorgt tegelijkertijd wel voor een deksels duidelijke onafhankelijke inkleuring vanuit de Kamer van hoe jij vindt dat het eigenlijk zou moeten. Voor de kiezer is het ook vrij duidelijk: je partij sluit compromissen, maar neemt wel geregeld overduidelijk stelling, en dat stelt gerust. Meedoen dus maar?

Hier tegenover staan redeneringen als de volgende: Oké, je neemt dan wel verantwoordelijkheid op je, maar je laat je tegelijk, al compromissen sluitend, wel voor het politieke karretje van de andere regeringspartners spannen. Dat kan een hele andere politieke agenda zijn. Nou ben je daar natuurlijk altijd nog zelf bij. Niemand kan een coalitiepartner verbieden om te zeggen ´tot hier en niet verder´, alleen kan daar het voortbestaan van een regering van afhangen. Het is dus steeds een kwestie van hoe de specifieke omstandigheden op een bepaald moment zijn: hoe liggen de machtsverhoudingen, gegeven het krachtenveld in maatschappij en politiek? Hoe is daarin de opstelling van partijen en, zeker niet het minst belangrijk, die van individuele politici tegenover elkaar?

De huidige situatie is dus die van na het kabinet Rutte-Samsom, met de PvdA die in de ogen van veel van hun kiezers al te zeer een VVD-agenda ging uitvoeren. In plaats van geregeld uit de hoek te komen met een Bolkesteintje, ontpopte Diederik zich als zo’n beetje de 14e minister. De rampzalige verkiezingsuitslag van maart 2017 was het gevolg. Omgekeerd, bij de VVD wist men uiteraard ook dat men met de noodzaak van compromissen te maken zou krijgen, maar in het hele krachtenveld van de afgelopen kabinetsperiode viel het allemaal net zo uit dat het voor de gemiddelde VVD-er nog wel te pruimen viel. Denk aan bezuinigingen op de tal van aspecten van de verzorgingsstaat, privatiseringen, stagnering in de sociale woningbouw, decentralisaties van eerdere taken van de rijksoverheid in de zorg, snijden in de cultuur en de publieke omroep et cetera. Met de verantwoordelijkheid van de VVD zat het dus wel snor. De gemiddelde aanhanger van de PvdA zat er echter wèl mee. Sterker nog, die haakte uiteindelijk massaal af. Verantwoordelijkheid heeft de PvdA-top dus duidelijk genomen – en ze hebben het geweten.

Hervormingen

In politieke discussies in deze context zomaar met het begrip ‘verantwoordelijkheid’ schermen heeft twijfelachtige aspecten in zich. Degenen hierop terugvallen neigen ertoe het te gebruiken als een abstract en verheven iets dat boven partijen staat. Vervolgens gaat men van daar uit de ander met gezag moreel oordelen en veroordelen. Verdere argumenten en onderbouwing met feiten blijven meestal achterwege. Neem je verantwoordelijkheid, dan hoor je erbij, en zo niet, dan val je af. Zo noemt Kees Boonman Groen Links in zijn radioprogramma Kamerbreed op 5 augustus dus de weglooppartij. De leiders van de jongerenafdelingen van de politieke partijen die hij aan tafel heeft, hanteren ook regelmatig het zelfde argument. Zo over verantwoordelijkheid praten – het is wat je een ‘discours’ zou kunnen noemen, een stramien van denken en redeneren dat door een grote groep wordt gedeeld en als vanzelfsprekend wordt gehanteerd. Dat betreft dus de meeste politici, en ook de journalisten en opinieleiders daaromheen.

Wat er echter niet of slechts zelden ter tafel komt, is dat dit begrip altijd optreedt in een sfeer van maatregelen die een regering wel of juist niet neemt, en die allemaal hun gevolgen hebben voor omstandigheden waar burgers in leven. Bankiers en financiële topfiguren die buiten schot blijven, tegenover personeel in de zorgsector dat de dupe is van allerlei hervormingen. En in de situatie van het tweede decennium van deze eeuw hebben we het dan over een periode van economische crisis, van fundamentele veranderingen in arbeidsverhoudingen, afbraak van de verzorgingsstaat en een hardnekkige internationale vluchtelingen- annex migratiecrisis, en steeds geldt dat er bepaalde sociale groepen zijn die hiervoor mogen opdraaien. Het begrip ‘verantwoordelijkheid’ heeft dus altijd een politieke lading. Welke groepen hebben voordeel, en welke niet? Deze lading wordt sterker naarmate hij de belangen van de verschillende sociale groepen op uiteenlopende manieren raakt, en bepaalde posities bestendigt of juist aantast.

Dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten of wentelt de politiek die af op kwetsbare middengroepen en het precariaat? Het is dus maar waar iemand verantwoordelijkheid voor wil nemen. Dit is de achtergrond waartegen men Alexander Pechtold, Mark Rutte en Sybrand Buma moet plaatsen als ze het hebben over verantwoordelijkheid nemen voor ‘broodnodige hervormingen’ en daar Groen Links en de SP de maat op willen nemen. Maar kun je van Emile Roemer verlangen dat hij instemt met een voortzetting van de bezuinigingspolitiek, waar hij juist zo tegen is? Kun je van Jesse Klaver verlangen dat hij meegaat met een vervoers- en energiepolitiek die de gewenste energietransitie maar vooruit blijft schuiven? Ik zou zeggen dat de discussie juist over zulke specifieke dingen moet gaan, en dan vooral niet vanuit dat verantwoordelijkheidsdiscours.

Opposities

Betekent dit dan dat men principieel voor een rol in de oppositie moet kiezen? Daar kan iets sektarisch aan zitten: principieel een klein parlementspartijtje blijven, zoals de SGP dat al sinds tijden doet. Je bent dan marginaal en zult dat zo ook vast en zeker blijven – incidentele uitzonderingen daargelaten. Ook de Partij voor de Dieren kiest voor een oppositierol die daarmee te vergelijken is, hoewel ze zeker dingen op de politieke agenda weten te krijgen, en duidelijk meer dan de SGP. De SP daarentegen heeft ook juist buiten de Kamer veel georganiseerde aanhang, al is die de laatste tijd erg stil. Oppositie voeren hangt dus geheel af van wat je wilt en hoe je dat probeert na te streven.

Is er een uitweg uit het dilemma waarbij oppositie voeren het beeld van onmacht vanaf de zijlijn als onvermijdelijk met zich meedraagt? Ik denk van wel. Je kunt gewoon oppositie voeren in de Tweede Kamer, maar daarnaast ook, en vooral, verder bouwen aan de kracht van je eigen beweging daarbuiten. Denk aan belangenorganisaties, vakbonden, actiegroepen enzovoorts. Als je dat maar consequent doet: je tijd komt heus. Er komt een moment waarop je met een grote aanhang als factor niet meer te negeren bent. Als je dàn mee gaat doen, kun je ook meer eisen stellen. Dan zul je daarna ook weer wel wat aanhang verliezen vanwege deals die je moet sluiten, want er zijn altijd mensen die je teleurstelt. Maar dat is nu eenmaal de eeuwige golfslag van de politiek. Als je consequent opkomt voor de belangen van de ‘zwakkeren’, zul je ook vanzelf weer hun eerste gegadigde worden als het aankomt op hun steun bij verkiezingen. Er vallen dan serieus veel zetels te behalen, in raden- en in Statenvergaderingen, tot aan de Staten-Generaal toe.

Verantwoordelijkheid: prima, maar met een knipoog naar Arjen Lubachs ‘Hoe dan, Geert?’ is hier de terechte vraag ‘Waarom dan, en voor wie dus?’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *