Menno Ter Braak schreef zijn “Nationaalsocialisme als rancuneleer” in 1937. Herdrukken ervan dit jaar blijken zeer populair, wellicht ook vanwege de inleiding van Bas Heijne. Veelbelovend, maar het valt tegen. De strekking is dat de democratie onoverkomelijke inherente fouten heeft, en dat wij burgers allemaal met rancune behept zijn. Heijne vindt dit zeer actueel, terwijl er in 1938 al stevige kritiek op kwam. Recente visies op fascisme en populisme komen niet ter sprake. Merijn Oudenampsen komt met de kritiek dat het idee van die rancune door elitair en conservatief denken is ingegeven, en dat we voor de verdediging van onze democratie toch echt niet bij Ter Braak moeten zijn1. Hier zit best veel in, maar het gaat wat mij betreft nog verder. Het abstracte van Ter Braaks analyse ontdoet de ontwikkelingen van hun politieke karakter. Niemand is aanwijsbaar verantwoordelijk en we blijven zo achter de ontwikkelingen aan lopen, opgaand in ons eigen gepalaver. Kan dat niet beter?
Eerst ter Braak zelf: hij stelt dat de rancune van het nationaalsocialisme niet iets specifieks is van de nazi’s, maar dat het een extreme vorm is van rancunedenken dat in ons allemaal zit. De oorzaak daarvan zou dan zijn dat de democratie nooit gelijk kan maken wat niet gelijk te maken valt, dus altijd mensen zal teleurstellen. Mensen zijn biologisch en sociaal ongelijk – per definitie. Gelijkheid als ideaal zal altijd rancune scheppen vanwege die permanente teleurstelling. Het kwade zit dus in ons allemaal als een soort politieke erfzonde, een tekort dat ons allemaal treft.
We gaan even naar Milaan, 1576-15782, als daar een pestepidemie heerst die veel slachtoffers maakt. Van hygiëne is nog niet veel bekend, dus de meeste maatregelen die men daar treft werken niet of hooguit een beetje. Achteraf blijkt dat de ziektekiemen waarschijnlijk zijn meegebracht in de vuile was en het beddegoed van een gezelschap met Don Juan van Oostenrijk, halfbroer van Filips II van Spanje. Die heeft het gezag over Milaan, maar er is veel tegenstand onder de bevolking. Een deel van het stadsbestuur heeft de toedracht wel in de gaten maar houdt deze geheim uit angst voor rellen. Een redelijk klinkende verklaring voor een aanwijsbare oorzaak, en wellicht zijn er nog meer te noemen. Maar dat is kennis van achteraf. En wat geloofde het volk toen, daarin aangemoedigd door de katholieke geestelijkheid? Het kwam door de zonde, die in ons allen zit, dus de algemeen menselijke erfzonde. Is dit voorbeeld nou uniek? Nee, dit is hoe de wereld in elkaar zit.
Buiten schot
De redenering dat het succes van het nationaalsocialisme destijds te maken heeft met een kwaad dat in ons allemaal zou huizen, is van hetzelfde gehalte als die over de zonde van die Milanese pest. Die zonde trof geen enkel aanwijsbaar doel. De politieke erfzonde van Ter Braak, en de actualiteit ervan die Heijne aanprijst treffen beide evenmin doel. Hooguit klinkt het verhaal wat meer genuanceerd en met wat meer actueels omkleed. Waar we echter baat zouden hebben bij concrete aanbevelingen, blijft alles hangen in abstracte opmerkingen die politici, bestuurders, partijen en opinievormers buiten schot laten. Het bij uitstek maatschappelijke verhaal wordt ontzield, ontdaan van zijn politieke lading en we blijven zodoende tot in lengte van dagen achter de feiten aan lopen. Nou ja, zo lang: die tijd zullen we nu misschien niet krijgen, want de trein met gevaarlijke populistische gekkigheid dendert intussen gewoon verder. Die moet toch ooit eens tot stilstand komen?
De kritiek van 1938 kwam van onder andere van Pieter Jan Bouman, later hoogleraar sociologie in Groningen. Hij vond dat de psychologische duiding van denken in termen van rancune onvolledig was. Volgens hem gaat het er juist om hoe iets als deze rancune vervolgens tot uiting komt in vormen van politieke en sociale organisatie3. Mij lijkt dit zeer terecht, want dan krijgen al die algemeenheden ineens wèl de nodige handen en voeten. Een reactie hierop van Ter Braak is me niet bekend. Heijne haalt hem evenmin aan, evenmin als deze strekking van Boumans opmerkingen.
In juni 2014 schrijft politicoloog Merijn Oudenampsen een uitvoerige kritiek op het denken in termen van rancune en ressentiment in De Groene Amsterdammer4. Hij beschrijft het als een hardnekkige neiging bij tal van politici, sociale wetenschappers, intellectuelen en opinieleiders om de schuld van maatschappelijk ongenoegen bij de betreffende achtergestelde groepen zelf te leggen. Het gaat om typeringen als ressentiment, afgunst, de ‘democratisering’ van het ressentiment, de ‘verwende kiezer’ of de ‘steeds veeleisender consument’ die uit jaloezie op populisten zou stemmen et cetera. Je kunt het niet eens een wetenschappelijke theorie noemen. Het is een ingesleten stramien van denken dat velen naar believen oproepen om dingen te duiden zonder dat ze er iets mee verklaren. Dat is internationaal zo en Nederland maakt hier geen uitzondering op. Het ongenoegen ligt aan die klagers zelf en als intellectueel, wetenschapper en zo hoef je geen oorzaken bij jezelf te zoeken, hoe jij met jouw kennis functioneert. Samenvattend: de elitaire benadering, waarbij het eigen straatje schoon wordt geveegd met die rancunetheorie als bezem. Zo drukt Oudenampsen het tenminste uit en er zijn best redenen om hem daarin een eindweegs te volgen.
Oudenampsen baseert zich op redelijk recent werk waarin met name dat van de Israelische historicus Zeev Sternhell zich onderscheidt. Hij schrijft een zeer gedetailleerde ideeëngeschiedenis over de ontwikkeling van het fascistische denken5. Deze geeft een goed idee van hoe mensen al denkend, agerend en reagerend hun gedachten in die richting ontwikkelen. De teneur bij Sternhell is dat het rancunedenken een conservatieve mode was, onderdeel van de intellectuele revolte van de jaren 1880-1890 tegen de ‘burgerlijke’ samenleving en haar parlementaire systemen. Deze had wortels die teruggaan tot de kritieken van Edmund Burke en Alexis de Tocqueville op de democratiseting in het kielzog van de Franse revolutie en het vooruitgangsoptimisme vanuit de Verlichting. Maar rond die eeuwwisseling van 1900 kregen ze met het denken van onder anderen Friedrich Nietzsche, Gustave Le Bon en Henri Bergson nieuwe voeding. Het sloot direct aan bij destijds actuele wetenschappelijke trends als het sociaaldarwinisme, de biologische rassenleer en de eugenetica.
Publieksschrijvers als Enrico Corradini, Gabriele d’Annunzio (Italië), Julius Langbehn, Arthur Moeller von den Bruck (Duitsland), Maurice Barrès, Édouard Drumont, Charles Maurras en Georges Sorel (Frankrijk) populariseerden hier elementen van, maar overgoten het ook met opruiend nationalisme. Zo ontstond in meerdere landen een tot in brede volksmassa’s gedragen klimaat waarin het fascisme kon opkomen en zich uitkristalliseren. Vroege massacultuur dus, en bepaald niet in verheffende vorm. De culturele mode van het futurisme en de flirt van aanhangers daarvan met oorlog en geweld deden ook de nodige duiten in het zakje van de geëxalteerde sfeer. Toen kwam er een Eerste Wereldoorlog met de catastrofale nasleep daarvan. Dan was er ook nog de Russische revolutie als angstspook voor de brave westerse burgers. Voeg daarbij de pijnlijke ontmaskering van de sociaaldemocratie die niet de dam bleek op te kunnen werpen tegen de oorlogshitserij en op beslissende momenten te vaak voor de bestaande orde koos.
Veel was er in dat klimaat niet meer nodig om de democratie er als idee maar verwelkt en als een snel uitgebloeid fenomeen bij te laten hangen. Het had zijn langste tijd wel gehad en stak maar flets af tegen de fel agerende nationalisten, fascisten en aanverwanten met hun triomfalistische retoriek. Wie zou zoiets nou nog willen verdedigen? Stond niet alles waar normale mensen vertrouwen in konden hebben compleet op losse schroeven?
Dit is geen kwestie van een politieke erfzonde. Het gaat om allerlei historisch zeer specifieke voorbeelden van intellectueel, cultureel, wetenschappelijk en politiek denken. Het werd gevoed vanuit concrete maatschappelijke problemen met tal van leiders die daarop direct zijn aan te spreken. Ze leiden tot propagandistische uitingen en vormen van organisatie, variërend van partijdige journalistiek, pamfletten en haat zaaien in schotschriften, via knokploegen en paramilitaire organisaties tot kwaadaardige politieke partijen. Het verdere verhaal is bekend.
Belangrijk om hierbij in de gaten te houden is dat Nietzsche, Bergson en zo niet zelf de herauten van het fascisme waren6. In die zin heeft ook Ter Braak gelijk als hij de directe relatie tussen Nietzsche en nazisme tegenspreekt. Dat Hitler zich trots liet fotograferen bij een borstbeeld van Nietzsche is dan ook vrij potsierlijk. Wèl deed zich het verschijnsel voor dat hun ideeën werden overgenomen door tal van populariserende figuren die zich niet om inhoudelijke correctheid bekommerden. Die pikten gewoon alles wat er in hun kraam van pas kwam. Ik denk dat dit een nuance is die er serieus toe doet.
Daarom is hier de eerste vervolgvraag: hoe zouden we kunnen voorkomen dat ons eigen huidige werk zomaar een grabbelton kan worden waaruit onze populisten anno 2022 vrijelijk kunnen graaien? Minder abstract betogen? Wat we te beweren hebben beter koppelen aan aanwijsbare figuren? Het lijkt me beslist iets om serieus over na te denken.
Zelfreinigend
Hoe dan ook: Ter Braak spreekt zich ondanks zijn verdere skepsis wel uit vóór de democratie. Hij doet dat met een zekere moed der wanhoop. Die laatste typering is van Heijne. Ter Braaks voornaamste reden vóór is wat je zou kunnen aanduiden als het zelfreinigende vermogen van de democratie. Denk aan de bekende “checks and balances”, de uiteenlopende publieke en maatschappelijke instellingen, en het publieke debat. Ter Braak duidt dit zelf nogal omfloerst aan, maar toch komt het hier op neer, aldus Bas Heijne in een uitzending van het programma Buitenhof7 in januari ‘22.
Waar dat reinigende vermogen van die democratie dan uit bestaat geeft Ter Braak niet concreet aan in zijn essay. Heijne evenmin, niet in zijn inleiding en ook niet in die Buitenhof-uitzending. Wel komt de notie van de ‘liberale democratie’ daar ter sprake, maar dit is een niet nader omschreven begrip waar veel op af te dingen valt. Het is een generalisering van het begrip ‘democratie’ die niet te verantwoorden is. Is het gebaseerd op de notie van de Amerikaanse democratie? Maar daar is toch dat kartel van die twee partijen, uitsluiting van hele bevolkingsgroepen, “gerrymandering” en zo? En een opkomst bij verkiezingen die beschamend laag is? De Britse dan, die ook dat vreemde districtenstelsel heeft en ook nauwelijks andere partijen toelaat dan Labour en Conservatieven? De Italiaanse? De Spaanse? De Portugese? De Oostenrijkse dan? Onze democratieën zijn moeizaam bevochten op behoudende tot ronduit reactionaire krachten en pas na de jaren ‘50 zijn er een stel redelijk geconsolideerd, sommige andere pas in de jaren ‘80, terwijl andere alweer net zo hard ondergraven worden. Dit is geen eeuwenoude eik, die democratie. Het is veeleer een kasplantje.
Om onze eigen democratie ‘liberaal’ te noemen moet je trouwens ook wel durven. In ons land zijn het juist de liberalen die van alle politieke struikrovers het meest de bijl zetten aan de democratie en instellingen als de rechtsstaat. Verder houdt de politiek, met alweer de liberalen voorop, de pogingen tot verbetering van de democratie angstvallig af. Zij hebben ook met afstand de grootste kerfstok aan integriteitsproblemen. In de Nederlandse context over liberale democratie spreken is dus een flagrante contradictio in terminis. Je geeft die liberalen er een suggestie, een tooi van democratie mee die ze totaal niet verdienen. Let dus op je woorden: de koppeling van de notie ‘liberaal’ aan die van ‘democratie’ is er een die niet te verantwoorden is.
Wat ook niet ter sprake komt is dat ondanks die zelfreiniging er tegenwoordig serieuze en gegronde kritiek is op het democratische gehalte van de representatieve democratieën. Er is een gapende kloof tussen de politici en de burgers die tot in de hoogste regionen van de politiek zelf wordt erkend. Die kloof wordt er bepaald niet kleiner op. Er worden maatregelen tot verbetering voorgesteld, variërend van lapmiddelen als districtenstelsels en kiesdrempels tot uitdagender zaken als de deliberatieve democratie met burgerfora op basis van loting, et cetera. Met name David van Reybrouck doet met dit laatste van zich spreken, en terecht8. Helaas komen experimenten in deze richting niet verder dan geïsoleerde pogingen. Hoewel ze soms veelbelovend zijn is er vrijwel geen navolging.
Het heeft hier, en nu, geen pas om het over ressentiment te hebben als de reflex tot de ontevredenheid des volks. Voor zover er inderdaad ressentiment is verwijs ik even naar de politiek van bezuinigen en marktdenken die er de laatste 30-40 jaar is gevoerd. Let vooral op de kaalslag die dat op vrijwel elk beleidsterrein heeft opgeleverd. Dat is een voedingsbodem van jewelste en hier over rancune spreken is een gotspe. Je kunt natuurlijk doen alsof je hier lichtvoetig overheen kunt springen, zoals Ter Braak deed door socialistische denkbeelden zonder veel omhaal van woorden van tafel te vegen. Maar daar was hij ook de elitaire denker voor, in zijn tijdsgewricht. Wij gaan het hier en nu echter evenmin redden met elitaire oprispingen. Wij zullen spijkers met koppen moeten slaan, wat neerkomt op politiek precies het omgekeerde van al die kaalslag te realiseren. Dat is me nogal een dingetje, of beter: een politieke agenda die maatschappijbreed is. Maar met allerlei aanwijsbare factoren en voorhanden zijnde ideeën tot verbetering hoeft dit absoluut geen vechten tegen de bierkaai te zijn.
Publiek debat
Het publieke debat dan, zou dat de joker zijn van de “checks and balances” van dat reinigende vermogen? Daar gaat het bepaald niet goed mee. Vooralsnog hebben de populisten en aanverwanten, van wappies tot complotdenkers, hier flink de overhand. Ze delen continu de eerste klappen uit. Ze weten de massamedia in de slag om de publiciteit zeer creatief te benutten en maken nagenoeg perfect misbruik van fora als praatprogramma’s en actualiteitenrubrieken. Internet en de sociale media spelen hier hun eigen rol in.
Specifieke factoren hierin zijn de mode van het ‘post truth’ denken en een zekere journalistieke spelregel dat je in media alle uiteenlopende perspectieven op nieuws en zo evenwichtig, dus gelijkelijk aan bod moet laten komen. Beide leiden ertoe dat het begrip ‘waarheid’ als leidende notie op de achtergrond komt en de extremisten van allerlei pluimage vrij baan en open podium krijgen9. Deze afdeling van het zelfreinigende vermogen van onze democratie loopt al 20 jaar achter de feiten aan.
Wat hier nodig is zou moeten neerkomen op onder meer het volgende:
- Haal de anonimiteit uit het internet en de sociale media en spreek daar de verantwoordelijke partijen op aan, met de techreuzen voorop. Geen enkel platform is neutraal en iedere leiding van zo’n organisatie heeft dezelfde verantwoordelijkheden als andere journalisten en uitgevers.
- Geef degenen die het van nepfeiten en het creëren van verwarring moeten hebben zo min mogelijk onweersproken hun podium in de media. Daarbij maakt het niet uit of dit geschreven is, radio of tv, of wat dan ook. Doe dit vanuit duidelijk omschreven eigen uitgangspunten en leg daar verantwoording over af. Beschouw elke discussie hierover als winst.
- Vervolg haatzaaierij die aantoonbaar aanstuurt op rellen of ander geweld. Daar zijn de betrokkenen op aan te spreken, en anders de platforms, media en partijen die die faciliteren. We moeten hierbij afstappen van de koudwatervrees voor de vrijheid van meningsuiting. Types als Baudet en Wilders hoeven niet zo omzichtig benaderd te worden als die laatste in die affaire van ‘minder Marokkanen’. Er blijft verder nog ruimte genoeg over voor allerlei meningen en reken maar dat we daar gebruik van zullen blijven maken.
- Dat is technisch en juridisch vrij simpel te regelen. Het kan natuurlijk zijn dat er aanvullende wetgeving voor nodig is. Dan wordt het een kwestie van politieke wil of het ook inderdaad zo ver komt. Maar daar zijn we wel zelf bij. Het publieke belang is er groot genoeg voor.
- Verder lijkt het me zeer wenselijk dat we in alle vormen van onderwijs waar deze begrippen van waarheid en werkelijkheid aan bod komen, die gaan behandelen in de geest zoals ik die hierboven beschrijf. Op elk niveau is er vast voldoende didactische creativiteit om hier iets moois mee aan te kunnen vangen.
Dat is allemaal een kwestie van de lange adem, want het zal neerkomen op een forse inhoudelijke omslag in het denken bij zeer velen. Nodig is het zeer zeker, anders zitten we nog jarenlang met die onzalige erfenis. Gelukkig is er de laatste tijd wel iets van een kentering. Dat valt af te leiden uit het toenemende aantal strafzaken tegen haatzaaiers en complotdenkers als de Bodegravense grafschenners, de fakkelzwaaier van Kaag et cetera. Dat is winst. Het wordt echter nog niet gedragen door uitgekristalliseerde opvattingen ter onderbouwing hiervan. Maar goed, alle begin is moeilijk.
Dus waar staan we dan nu als we het in dit huidige krachtenveld zouden willen doen met Ter Braaks essay en rancunedenken als idee? Dan wordt het allemaal erg lastig. Het essay is achterhaald en dat wordt niet verholpen door het inleidende betoog van Bas Heijne bij de nieuwe herdrukken. Ik kan geen waarde hechten aan deze manier van het essay op een zilverschaaltje te leggen, er dan maar wijs naar te gaan staren en het bij wijze van analytisch ontleden alleen maar in abstracto te parafraseren.
Er valt serieus van alles te beginnen tegen het populistische tij. We ontkomen dan echter niet aan zowat de complete politieke herstelagenda tegen decennia lang neoliberalisme, en een fors modererende aanpak van de platforms in de sociale en andere media. De intellectuele cultuur die hieromheen hangt dienen we eveneens stevig op te schudden. Dat begint in het publieke debat zelf, maar het dient verder met nadruk ook te worden gevoed vanuit het onderwijs. Jong geleerd, zullen we maar zeggen. Dit is niet hopeloos, maar opnieuw: werk van de lange adem. Maar ja, op dit punt hebben we verder niet zoveel te willen. Zeker nu niet.
Trouwens, wat te denken van bijvoorbeeld Jef Last en Anton de Kom? Ze waren generatiegenoten van Ter Braak. Last schreef ook over fascisme en hij vocht er tegen in de Spaanse burgeroorlog. De Kom bestreed ons eigen racisme, zat in het verzet tegen de Duitsers en bracht daar het hoogste offer voor. Dat is bepaald van een andere orde dan meedoen aan een Comité van Waakzaamheid. Het zou best eens kunnen dat er heel wat meer aan actualiteit uit hùn werk te peuren valt dan uit dat van Ter Braak. Wat is het toch verder in ons, dat wij tegenover deze mensen met hun ideeën en hun inzet zo geneigd zijn om achter abstracte ideaalbeelden als die van Ter Braak aan te blijven lopen?
Noten.
1 Zie Merijn Oudenampsen, De democratie verdedig je niet met Ter Braak, NRC 28 januari 2022. Voor het essay van Ter Braak, zie Menno ter Braak: Het nationaalsocialisme als rancuneleer. Amsterdam, 2022. Daarin staat ook het inleidende essay van bas Heijne: Met de moed der wanhoop.
2 Zie Andrew Graham-Dixon: Caravaggio. Een leven tussen licht en duisternis. Amsterdam, 2011. Blz. 66-70.
3 Zie P.J. Bouman, recensie in De Stem, jrg 18, 1938. Critisch Bulletin. Blz. 679 ev..
4 Zie Merijn Oudenampsen: Het komt niet door rancune. De dubieuze psychologie van de boze burger. In De Groene Amsterdammer, 25 juni 2014, nr. 26.
5 Zie Zeev Sternhell: The birth of fascist ideology. From culturel rebellion to political revolution. Princeton, 1994. In dit verband zijn ook van belang: Fritz Stern: The politics of cultural despair : A study in the rise of the Germanic Ideology. Berkeley, (1961)1963; Carl Schorske: Wenen in het Fin de Siècle. De crisis van het liberalisme en het ontstaan van de moderne kunst. Knopf/New York, 1961; Amsterdam, 1992; Henry Stuart Hughes: Consciousness and society. The reorientation of European social thought 1890-1930. (1959) Paladin, 1974.
6 Dit is een stelling van Zeev Sternhell: The crisis of Fin de Siècle thought. In: Roger Griffin, International fascism: theories, causes and the new consensus. London, 1998. Blz. 169 e.v..
7 Zie de video op https://www.youtube.com/watch?v=dK5TJIBTKfI
8 Zie David van Reybrouck: Tegen verkiezingen. Amsterdam, 2013.
9 Ik analyseer dit uitvoeriger in mijn artikel: Waarheid in het publieke debat: Terug uit het verdomhoekje svp. Te lezen op https://www.jaapwaling.nl/2021/09/waarheid-in-het-publieke-debat-uit-het-verdomhoekje-svp/