DE AANPAK VAN SOCALE ONGELIJKHEID ANNO 2022
Is het debat over ongelijkheid en achterstelling gediend met de vraag of het wat minder om ‘gelijkheid’ zou moeten gaan? Dat is de uitdagende suggestie van de voorpagina van De Groene van 2 februari 2022: “Is méér gelijkheid wel de oplossing?” Maar als de mensen gelijk zijn, dien je dat toch ook vulling te geven? Hoe zit dat dan? Schieten we er mee op als we het juist gaan hebben over ‘gelijkwaardigheid en passende kansen in onderwijs’? Binnenin het blad is dit de kern van een interessant essay van Sjaak Koenis, filosoof aan de universiteit van Maastricht. Ik vrees echter dat je er de sociaaleconomische aspecten mee uit het oog verliest die hier van belang zijn. Er zal ondanks het pleidooi van Koenis niets veranderen. Hoe kunnen we dus de draad van een scherp, maar vooral praktisch debat beter opnemen? En waar Koenis het heeft over onderliggende filosofische uitgangspunten, is mijn vraag of er geen betere te hanteren zijn.
Onderwijs als motor?
Gelijkheid of ongelijkheid: waar kunnen we beter de discussie over voeren? Hoeveel schieten we ermee op als we het accent verleggen naar gelijkwaardigheid en passende kansen in onderwijs? Ik vrees niet veel, want onderwijs is in samenlevingen nooit de grote democratische gelijkmaker geweest. Het kan uiteraard wel helpen. Iedere verbetering van onderwijs is dan ook de moeite waard. Maar je komt er niet veel verder mee dan het onderwijs zelf. Je mist het bredere maatschappelijke kader en dat is nogal wat.
Over die maatschappij dan: Ik denk dat het praktischer is om te redeneren vanuit ongelijkheden in sociale verhoudingen. Dat zijn er vele. En over de rol van onderwijs: hooguit was het een onderdeel, een afgeleide van bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Een aantal daarvan gingen dan in wat je een emancipatoire richting zou kunnen noemen. Als je die wijde wereld daarbuiten er niet bij betrekt, bereik je met het onderwijs zelf ook niet veel. Trouwens, hoe wou je in het huidige tijdsgewricht onderwijs verbeteren als zowat alle beleidsmakers, bestuurders en politici nog steeds gevangen zitten in een stramien van bezuinigingen, privatiseren en bureaucratiseren? Dat valt stil als een fietser op een zandpad. Er is dus meer nodig en met name vanuit een andere invalshoek.
Gelijkheid, gelijkwaardigheid en zo.
Voor wie in zulke termen wil denken: Gelijkheid was een pracht van een ideaal. Als je het niet dogmatisch hanteert, is het dat nog steeds. Het was hooggestemd, precies zoals de trits van vrijheid, gelijkheid en broederschap dat was aan het einde van de 18e eeuw. Het waren de Amerikaanse en de Franse revoluties die toen deze verwachtingen veel voeding gaven. Los van alle historische gebrekkigheden die daar dan verder aan vastzaten, zoals de slavernij in de VS en de democratie die bij de Fransen beperkt bleef tot een bovenlaag van de bevolking. Maar het idee was er en men kon erop voortborduren. Dat gebeurde dan ook.
Het riep ook al snel tegenstand op, onder andere vanuit de overweging dat niet ieder individu zo maar in een enkele begripsmatige klap kan worden gelijkgeschakeld aan anderen. Kun je dan nog wel zo maar het idee van ‘gelijkheid’ als doel in de mond nemen? Dit is een punt van kritiek waar je niet achteloos overheen kunt stappen. Dit kreeg temeer voeding na de Terreur van de Franse revolutie en de uiteenlopende communistische en fascistische dictaturen van Lenin, Stalin, Hitler, Mao enzovoorts. De vorige eeuw stond er bol van.
De notie van ‘gelijkwaardigheid’ kwam in verband hiermee op, en daar is best veel voor te zeggen. Dit begrip laat alle ruimte over voor de specifieke eigenaardigheden die iedere individuele mens nu eenmaal heeft. Daarnaast blijft er voldoende aan gelijkheid aan kleven om ook in die richting iets serieus te kunnen betekenen.
Alleen waar het gaat over die gelijkwaardigheid en in het verlengde daarvan passende kansen in onderwijs is mijn vraag: okee, maar hoe dan? Staat er ergens een maatschappelijk poortje open met daarboven een bord met tekst ‘Ga je gang, doe je best en leef je uit’? Ik dacht het niet.
Stukje bij beetje
Ik denk in termen van ongelijkheid, want die is er nu eenmaal. In plaats van begrippen abstract te hanteren en van daaruit terug te redeneren, denk ik eerder aan maatschappelijke ongelijkheden en die stukje voor stukje aan te pakken. Er zijn er genoeg van, ze zijn meestal tamelijk duidelijk en hun aanpak vaak heel voor de hand liggend. Alleen wordt het al snel omstreden, want dan wordt het politiek. En dat mogen soms ook flink wat stukjes tegelijk zijn, als je maar in de gaten houdt: stukje voor stukje.
Dit is als principe terug te voeren op Karl Popper, een bekend wetenschapsfilosoof en ietwat omstreden maatschappijkritisch denker uit de vorige eeuw. Hij had een diepe frustratie van de communistische en fascistische dictaturen van de 20e eeuw. Daar is alle begrip voor op te brengen. Hij was een fervent tegenstander geworden van alle denken in utopische en anderszins abstracte termen. Dit leidde volgens hem steeds tot dogmatisme en totalitaire onderdrukking uit naam van leuzen die buiten elke kritiek stonden.
Hij stelde er het idee tegenover van “piecemeal social engineering”, ofwel maatschappelijke ongelijkheden stukje bij beetje oppakken. Het is de logische tegenhanger van de pretentie van maatschappijen en sociale systemen als geheel te veranderen. Het is beperkt, praktisch, overzichtelijk en helpt abstracte discussies te voorkomen. Het helpt ook om zwakke aspecten in een betoog bloot te leggen. De logische onderbouwing hiervan is in wetenschappelijk opzicht volledig. Het klinkt verder alleszins redelijk en lijkt het proberen waard. Zo zou je het in elk geval kunnen zeggen.
Onderwijs aanpakken en inrichten op passende kansen? Prima, maar waar wil je dan beginnen? Bij welk stukje? Bij kleinere klassen, beter spellen en rekenen, betere leraren voor de klas, betere salarissen, minder onnodig papierwerk? Uitstellen van de keuze voor het voortgezet onderwijs? Gezondere schoolgebouwen die beter ventileren? Het onderscheid tussen witte en zwarte scholen?
Praat in zijn algemeenheid over gelijkwaardigheid en passende kansen in onderwijs en je krijgt zowat de hele Tweede Kamer en het hele verdere veld van het onderwijs met je mee. Praat daarentegen over de concrete maatregelen en diezelfde meerderheden vallen uiteen en het politieke gekrakeel begint. Maar dan wordt het ook echt menens.
Ongelijkheden als uitgangspunt.
Als we het dan even over ongelijkheden hebben in onze samenleving: Het zijn er nogal wat. Zonder dat ik naar volledigheid streef memoreer ik er een stel.
Kijk naar de arbeidende bevolking en dan meer specifiek de onderkant van de arbeidsmarkt. Degenen die met meerdere flexbaantjes de eindjes aan elkaar moeten zien te knopen, nulurencontracters, schijnzelfstandige zzp-ers. Het precariaat dus. Personeel in de verschillende zorgsectoren en in het onderwijs, schoonmakers, expeditiepersoneel van Schiphol tot de pakjesbezorges van PostNL. Woningnood, dakloosheid, dakloosheid. Verschil in levensverwachting en gezond leven al naar gelang je plek op de sociale ladder. En heb oog voor de schrijnende manier waarop veel van de hier genoemde narigheid samenklontert bij de groepen onderaan in de samenleving.
Met al deze groepen heb je een forse hap van de arbeidende bevolking onderaan de sociaaleconomische krachtsverhoudingen in beeld. Dat hier veel onderlinge overlappingen bij zijn doet daar weinig aan af. Voeg daarbij dan ook nog die delen van de middenklasse die de laatste jaren meer onder druk komen te staan. Bedenk hierbij dat vroeger één kostwinner een gezin kon onderhouden en dat daar nu in toenemende mate twee inkomens voor nodig zijn.
Dan kun je dus nog zoveel afnemende ongelijkheid hebben of desnoods toenemende gelijkheid. Maar gelet op dit alles: waar hèb je het dan eigenlijk over? In deze situatie praten over passende kansen en gelijkwaardigheid als maatschappelijke medicijnen is als op een godvergeten verlaten plek in de Sahara zitten en iets opperen over bubbeltjeswijn, terwijl water veel praktischer en in feite het enige zinvolle is.
Als je aan die lijst iets wilt doen: stel dat je het onderwijs inderdaad inricht op die passende kansen. Dan heb je nog steeds geen enkele garantie dat daar ook een progressieve politieke agenda en een navenant beleid uit voortvloeit voor de rest van de samenleving. Dat is niet gebeurd met de eerste democratiseringsgolf in het onderwijs, in de jaren ‘60 en ‘70 van de vorige eeuw. Erna kwamen de bezuinigingen, met al hun gevolgen. Het zal ook nu niet gebeuren.
Verder hebben we het dan nog niet over de inhaalslagen die er op zowat elk beleidsterrein nodig zijn na de kaalslag van dik drie decennia bezuinigen en privatiseren. En wat te denken van de energietransitie en de klimaatproblematiek? En de oorlog in Oekraïne? Allemaal ontwikkelingen die de bestaande ongelijkheden nog eens aanscherpen.
Als je dan van de hoofdzaken af geraakt ….
Terug naar het essay van Koenis. Hij stelt in het artikel vele dingen die om een kanttekening vragen. Ik bespreek er hier enkele van.
Koenis stelt dat ‘de doelen van de emancipatie bereikt zijn’, en dat er ‘afnemende ongelijkheid’ is op basis van cijfers. Hoe zich dat verhoudt tot de maatschappelijke problemen van hierboven wordt niet verantwoord. De validiteit van die cijfers evenmin. In deze trant van redeneren is het logisch om bij maatschappelijke onvrede dan meer naar subjectieve zaken als ressentiment, rancune, afgunst en dergelijke als factoren te wijzen. Dostojevski’s rancunemens wordt aangehaald, en in andere publicaties komt Nietzsche ter sprake, die hier nogal school mee heeft gemaakt. Inderdaad zijn er oorzaken te over voor ontevredenheid. Deze afdoen als ressentiment: dit doet volgens mij toch onrecht aan de reacties van velen op de precaire kanten van hun bestaan.
Koenis stelt terloops dat we hier in een ‘postsocialistische’ samenleving zitten. Ik vraag me af wat dit in zou moeten houden. We zitten in een westerse kapitalistische samenleving, en dat zal nog wel een poosje zo blijven. Zeker, in de arbeidersbeweging leefde vooral in de eerste helft van de vorige eeuw nogal het geloof dat er een revolutie naar een socialistisch alternatief mogelijk was. Maar de redenen om daar destijds optimistisch over te doen gaan niet meer op. Dat is nu, in 2022, in feite al een dikke eeuw zo. Dus een socialistische samenleving als idee is niet reëel. Hoe kun je dan überhaupt over het Nederland van nu spreken als postsocialistisch?
Ik citeer: ”Hoewel de uitvoering van beleid in Nederland een (neo) liberale geest ademt, zijn de onderliggende waarden in feite sociaal-democratisch”. Dat de politiek in ons land de laatste drie decennia een neoliberale geest ademt is geheel juist. Maar hoe kunnen van zoiets de onderliggende waarden sociaaldemocratisch zijn? Zelfs in een gematigde vorm van klassiek sociaaldemocratisch denken treedt de staat actief regelend op en gebeurt er het een en ander in de richting van een eerlijker verdeling van kennis, macht en inkomen. Al zijn het maar kleine stapjes. Hier proef ik dus een tegenstrijdigheid en het lukt me niet om het inhoudelijk ergens mee te rijmen.
Nu hadden juist de sociaaldemocraten deel aan de ondermijning van precies deze noties in de afbraakpolitiek van dik 30 jaar neoliberaal marktdenken. Zou Koenis daar soms op doelen? Maar deze politieke lijn van de PvdA was juist de volslagen loochening van haar eigen betrekkelijk progressieve traditie. Niet voor niets werd dit in 2017 door de kiezers afgestraft met dat legendarische verlies van die 29 zetels, van 38 naar 9. En ze is dat nog steeds niet te boven.
Progressief?
Aan de progressieve oriëntering van Koenis en een aantal anderen wil ik niet twijfelen. In de tekst laat hij voldoende zien dat hij de vele vormen van achterstelling van tegenwoordig goed in de gaten heeft, en dat hij daar ook iets aan wil doen. De vraag is alleen waar het ons brengt met deze manier van redeneren.
Ik heb er moeite mee om in algemene, abstracte termen te spreken over gelijkheid, ongelijkheid, gelijkwaardigheid, democratie, emancipatie, zonder deze te relateren aan historisch specifieke situaties, sociale groepen, organisaties en individuen en hun rol daarin. Dan kun je ongestraft stellen dat de voornaamste doelen van emancipatie bereikt zijn, dat we postsocialistisch zijn, of dat neoliberaal beleid onderliggende waarden heeft die sociaaldemocratisch zijn. De corrigerende feiten blijven immers buiten beeld.
Wat ik hier zojuist beweerde wil uiteraard niet zeggen dat ik absoluut tegen het spreken ben in algemene zin over vrijheid, gelijkheid, emancipatie en dergelijke. Ik denk dat velen dat zo doen en meestal is daar niets mis mee. Er zijn genoeg gesprekken waarin ik dat zelf ook doe, tot op zekere hoogte.
Maar als het goed is komen we daarbij toch steeds wel op een punt waar we kritische vragen gaan stellen. Het is teleurstellend als een deel van een relaas dan niet blijkt te kloppen. Het bevat een aantal onjuistheden, tegenstrijdigheden en ongefundeerde aannames. Dit ondergraaft de zeggingskracht van het verhaal en dat is spijtig. De progressieve intentie krijgt er ook niet de beoogde vulling mee.
Filosoferen?
Een volgende vraag is die naar het waarom van mijn bezwaar tegen hoe Koenis filosofische aspecten behandelt die hier spelen. Je kunt een filosoof toch niet verbieden dat hij filosofeert? Net zoals je een econoom niet kunt verbieden dat hij economische aspecten belicht, en de historicus zijn historische zaken ….? Nee, uiteraard niet. De gedachten zijn vrij, spreken staat vrij, en filosoferen ook.
Daar gaat het nou net om: Filosofie is prima, maar het moet wel overeind blijven zodra we filosofische denkbeelden of afgeleiden daarvan confronteren met feitelijke historische en sociale aangelegenheden. Als je dat verwaarloost krijg je ijle luchtfietserij. Dat geldt precies zo voor de econoom en de historicus, en verder voor wie dan ook.
Je kunt best zo blijven redeneren als dat je voorkeur heeft. Ieder vogeltje zingt nu eenmaal zoals het gebekt is. Daar zit van tijd tot tijd best nog wel eens iets bij dat er in filosofische zin ook echt toe doet. Maar je kunt je afvragen of je daar veel mee bijdraagt aan het maatschappelijke en politieke debat. Laat staan dat je dat dan ook nog een systematisch doet en de wissels eens flink verlegt. Dat kan hooguit toevallig nog wel eens zo uitkomen, en dat is dan mooi meegenomen. Je blijft dan echter afhankelijk van toevalstreffers. Het is dan geen logisch uitvloeisel van je aanpak, terwijl dit juist de bedoeling zou moeten zijn.
Dat geldt precies zo voor de econoom en de historicus. Die kunnen allemaal dingen bestuderen die economisch en historisch buitengewoon interessant zijn en toch geen relevantie hebben in dat geëngageerde debat. En los daarvan: bij een beetje kritisch doorvragen is de kans groot dat je door de mand valt. Is dat nou echt de bedoeling? Ik dacht het niet. Je moet het juist vóór zijn.
Het betere debat
Terug naar het idee van Koenis van minder nadruk op gelijkheid en meer op passende kansen.
Dat betere debat krijg je dus niet door het alleen maar over beter onderwijs te hebben vanuit algemene noties. Dat is wel aardig, maar met die aanpak richt je je op het verkeerde en zie je zowat de hele verdere wereld over het hoofd. Terwijl juist vanuit die wijdere wereld bepaald wordt wat er überhaupt met het onderwijs aan te vangen is.
Stel daarom je vragen van daaruit als invalshoek en je krijgt een totaal ander verhaal. In dat verhaal krijgt ook het onderwijs zijn plaats, en zeker ook dat idee van passende kansen. Maar dan heeft het wel maatschappelijk handen en voeten. Dan wortelt het in een politiek van wederopbouw na de kaalslag onder de kabinetten Lubbers, Kok, Balkenende en Rutte, dus van vier decennia vaderlandse politiek. Het zal nog een hele klus zijn om de partijen die hieraan hebben meegedaan op hun schreden terug te laten keren. En die heb je wel nodig, dus daar ligt de eerste uitdaging.
Dat Koenis als filosoof af en toe filosofische begrippen behandelt is prima. Ze kunnen heel goed hun plek krijgen als de uiteindelijke beginselen waar ideeën en visies op zijn gebaseerd. Maar als het abstract gejongleer met zwevende begrippen wordt, drijf je af van de realiteit. De confrontatie daarmee prikt teveel van dat betoog door.
Nogmaals: stel dus de juiste vragen en je krijgt dat andere verhaal. Je wordt dan bijna op je wenken bediend, en veel minder filosofisch, veel praktischer dan we vaak gewend zijn. Wie zou daar niet voor tekenen?