Verantwoordelijkheid versus linkse opbouw.

Jaap Waling

De verkiezingen voor de Tweede Kamer van 2017 waren desastreus voor de PvdA. Daar gaat men zich bezinnen op hoe nu verder te gaan.  Groen Links daarentegen won en Jesse Klaver lijkt de smaak van het winnen te pakken te hebben. Heeft zijn ‘beweging’ als idee de toekomst?

Als ik me de tragiek bij het aangekondigde aftreden van Hans Spekman als partijvoorzitter van de PvdA indenk, dan krijg ik, ondanks alles van wat hij en zijn partij verprutst hebben, een beetje een brok in mijn keel. Hij is zo’n beetje de verpersoonlijking van de figuur met het maatschappelijke hart op de goeie plek, zich zowat spreekwoordelijk inzettend voor de sociaal zwakkere groepen. Als voorzitter van de PvdA partijorganisatie nam hij de plicht op zich om het terecht verguisde beleid van zijn partij te verdedigen. Verbaal gewetensvol en loyaal, maar met een lichaamstaal die die van de gekwelde was. Kijk er zijn tv-interviews nog maar eens op na. Toch is dit het lot dat iemand in zijn positie onvermijdelijk zal moeten ondergaan in het krachtenveld van politiek, media en publieke opinie van deze tijd. Maar lang niet iedereen zal die brok voelen zoals ik die voel: hij had toch ook voor die eer kunnen bedanken? Het zou hem niet eens misstaan hebben. Nee, Spekman, die dronk de gifbeker uit, tot de laatste slok, van wat hij als zijn plicht ervoer.

Als een sociale beweging zo de marge in wordt gedrukt, dan is er meer aan de hand dan dat die 29  zetels in het parlement verliest. Als je als sociaaldemocratische beweging als historische missie het wèl en de verheffing van de arbeidersklasse als doel had, dat moet je toch wel verduveld ver van het pad af zijn geraakt als je nog geen 7% van het electoraat aan je weet te binden. Die klasse mag dan niet meer zo omvangrijk en duidelijk bestaan als pakweg een eeuw geleden, maar zowat een derde van het electoraat moet toch normaal gesproken voor een progressieve partij als de PvdA te winnen zijn. Dat is internationaal zo, en er is geen reden waarom dat in Nederland anders zou zijn.

Je zou bijna gaan denken dat Nederland al een luilekkerland is waar men geen linkse beweging meer nodig heeft om die sectoren in de samenleving te helpen waar de laatste decennia de klappen zijn gevallen. Alsof er geen woningnood is, geen probleem met werkgelegenheid, onderwijs, gezondheidszorg, ouderenzorg, verpaupering, stille armoede, voedselbanken, geen precariaat, en ga zo maar door.

Verantwoordelijkheid

“Verantwoordelijkheid genomen”: zeg dat wel. Dan duikt er nogal eens de smoes op van de vergelijking met de ‘burgemeester in oorlogstijd’. Maar zulke burgemeesters hebben met veel serieuzer dilemma’s te maken gehad dan de keuze van hoe men zich hier verantwoordelijk maakt voor een beleid dat zo averechts was als dat van Rutte-II.

“We hadden het beter moeten uitleggen”: een goed politicus, die hoeft niets uit te leggen, want die kan de feiten van zijn beleid voor zich laten spreken.

“Nederland staat er nu beter voor dan vier jaar geleden”: voor zover daar al sprake van is, komt dat meer door internationale factoren, ondanks alle beleid van Nederland waar nog geen begin van een serieuze visie in te ontwaren viel. Het failliet van het neoliberale verhaal en de “austerity politics” is inmiddels afdoende aangetoond. Alleen de vaderlandse politiek houdt eraan vast zoals Colijn dat met de gouden standaard deed tijdens de crisis van de jaren ’30. Averechts, over tijd, en achterhaald.

Populisme versterkt

Maar wellicht is dat verlies van de PvdA, hoewel het meest in het oog springend, toch niet eens het meest fundamentele. Andere geluiden waren die dat het rechtse populisme tot staan zou zijn  gebracht. Het is de moeite waard om hier bij stil te staan. Een ander aspect waarop men ook wel wijst is de verder gaande versplintering in het parlement: voor een meerderheidskabinet zijn minstens 4 partijen nodig en de grootste partij heeft minder dan 30 zetels. Dit laatste laat ik nu even voor wat het is en ik concentreer me op  het eerste, dan van die populisten die tot staan zouden zijn gebracht.

De terechte vraag is echter: tot staan? Hoezo dat? Wilders heeft niet eens verloren maar juist gewonnen, en de enige reden waarom hij met zijn beweging niet nog groter werd is dat de gevestigde partijen ter rechterzijde, VVD en CDA het discours van Wilders voor een deel hebben overgenomen, en daarmee wat kiezers hebben afgesnoept van Geert. Denk aan de quasi-flinke retoriek van Rutte, zijn oprot-advertenties, en hoe Buma er weer krijgshaftig op los tetterde als was hij weer gewoon het ‘law and order’ Kamerlid van voorheen. Hij zou het bijna zingend gaan doen, met zijn Wilhelmus voor de scholen als ochtendgymnastiek voor de stembanden. Zelfs aan de linkerkant van het politieke spectrum huldigt men nu standpunten die men daar voorheen nooit voor mogelijk zou hebben gehouden, om de stem des volks, klinkend vanuit de onderbuik, voor zich te winnen.

Niet de partijen zelf hebben vanuit hun maatschappijvisies bepaald waar ze het in de verkiezingscampagne over wilden hebben, maar men heeft slechts projecties gemaakt van een verhaal dat wellicht met een gelikte kampanje zou aanslaan bij een groep kiezers waar men op mikt, de gehoopte respectievelijke achterbannen dus. Het lijkt dus veel aannemelijker dat deze hedendaagse, fnuikende mix van medialogica, verkiezingsspin en electorale logica heeft geleid tot een verdere verrechtsing van de voorkeuren van de kiezers en een beschamende knieval daarvoor van de meeste partijen.

De consensus is dus verdacht ver naar rechts opgeschoven. En daar heeft men zich bijna kamerbreed naar gevoegd. Dat is dus iets heel anders dan dat het populisme een tik zou hebben gekregen.

De dreun voor de PvdA èn die verder gaande verrechtsing, dat zijn de twee voornaamste uitkomsten van deze verkiezing. De versplintering ben ik meer geneigd als een afgeleide te beschouwen.

Consensus naar links?

Men kan zich dan afvragen wat er aan die verrechtsing te doen is. Is er niet een manier van politiek bedrijven denkbaar waarbij men minder vatbaar wordt voor al die mediageile hyperigheid, ‘medialogica’ voor mijn part, en alles wat daar bij hoort? Hoe is die consensus dus weer naar links te trekken?

Het progressieve geluid moet ten eerste gebaseerd zijn op wetenschap, en niet op alleen maar op barmhartigheid en afhankelijkheid van charisma, en ten tweede op een aanhang waar je op kunt bouwen, in plaats van er alleen maar op hopen.


Wetenschap: dat er onderliggende groepen in de samenleving zijn toont men steeds weer aan. Het is dus een zaak van kennis hierover te onderhouden, verder te ontwikkelen en deze in te zetten om de betrokkenen maatschappelijk weer een vuist te helpen geven.


Aanhang: hoe kweek je er dus een die verkiezingsbestendig is? Als je ervan zou uitgaan dat politieke invloed het product is van een overtuigende, gefundeerde visie en de kracht van de georganiseerde aanhang, dan is de vraag er een naar hoe men ook tussentijds de aanhang aan zich kan binden. Of omgekeerd en positiever geformuleerd: hoe men meer invloed van onderaf kan organiseren dan eens per vier jaar mensen alleen maar te laten stemmen. Dus invloed die een periode tussen 2 verkiezingen door overleeft, en door kan groeien. Er hoeven dan ook veel minder verlokkingen te ontstaan van ‘verantwoordelijkheid nemen’ bij gebrek aan beter. Men kan dan immers in de tussenliggende periode in het parlement duidelijke standpunten innemen, en daar buiten, samen met allerlei andere organisaties eveneens smoel aan geven. Dit geldt voor de politiek op alle niveaus: nationaal, provinciaal en gemeentelijk. De zichtbaarheid naar de aanhang lijkt zo ook veel beter te realiseren. De aanbeveling is er dus, maar dan de inhoud nog.


Ideologie

Dit alles, die dreun voor de PvdA, is uiteraard niet alleen maar een gevolg van verkeerde keuzes in de PvdA in 2017, en ook niet eens van 2012 met de fatale fout van Samsom c.s. om zich in de armen van Rutte te werpen. Dat was natuurlijk een blunder van de eerste orde, en men kan niet vaak genoeg herhalen met daarop te wijzen, al was het alleen maar als waarschuwing voor Jesse Klaver om niet in dezelfde val te trappen. Als er in dit verband voor de PvdA nog een recent jaartal als een kantelmoment geldt, zou dat 1995 kunnen zijn. Wim Kok gaf toen in december de Den Uyl-lezing, waarin hij het afschudden van de ideologische veren van de PvdA als notie ten doop hield. Het was toen echter al niets nieuws meer; met dit als etiket bezegelde hij iets wat onder zijn leiding al jaren aan de gang was.

Hoewel er op een aantal punten zeker iets te zeggen viel voor diens kritische kanttekeningen op de ‘oud-linkse’ manier waarop velen nog aan de ‘verworven rechten’ van een uit zijn voegen barstende verzorgingsstaat hechtten, werd nu echter bezegeld dat met het badwater ook het kind kon worden weggegooid. De samenleving kon zich op goede gronden verweesd gaan voelen en in dat opzicht was de kritiek van Pim Fortuyn in zijn boekje beslist gerechtvaardigd. We hebben het geweten.

De PvdA was destijds nog schijnbaar sterk en massaal, maar in wezen reeds verregaand oppervlakkig en vluchtig en vroeg of laat zou dat ook in verkiezingen en andere maatschappelijke confrontaties tot uitdrukking gaan komen. Dat is dus wat we in de afgelopen 15 jaar hebben gezien: de verdere teloorgang van links in dit land, want niet alleen die partij had hier last van, maar ook vakbonden en andere links georiënteerde organisaties zijn op een verschrikkelijke manier in zwaar weer geraakt.

Ideologie terzijde schuiven is echter de politieke dood in de pot. Niet voor niets stelt Bas Heijne in dit verband in zijn column in de NRC van 18 maart ’17 dat het de val is waar progressieve politiek steeds weer dreigt in te lopen: denken dat men met ‘pragmatische’ politiek ideologische tegenstellingen kan wegvegen. Dat klopt helemaal. Ideologie is onvermijdelijk omdat elke vorm van politiek denken uiteindelijk tot bepaalde uitgangspunten is terug te brengen. Dan komen er altijd ideologische principes te voorschijn: wat wil iemand nou eigenlijk, een samenleving met grote sociale tegenstellingen en verschillen tussen arm en rijk, waarin ‘arm’ aan het lot wordt overgelaten, of een waarin de onderliggende sociale groepen steun krijgen om meer van hun leven te maken. Welk mensbeeld heb je dus, en welke filosofische denkbeelden liggen daaraan ten grondslag. Het mensbeeld van Rutte en zo, dat kennen we. Maar het mensbeeld van de PvdA? Waar is dat, en klinkt daar nog iets van door in hun politiek? Is daar een consequente relatie tussen, is er sprake van een coherent stel denkbeelden, of is het een losgeslagen rommeltje? We moeten helaas vrezen voor het laatste. Er is dus alle reden om opmerkingen als die van Heijne te maken en te blijven maken. Sterker nog: zonder een gefundeerde ideologische basis is een politieke stroming, om het even welke, als een schip zonder roer in een noordwester storm vlakbij een Waddeneiland. Waarvan akte. Het gaat er dus om de eigen ideologische wortels expliciet te maken en gewoon tot een normaal aspect van de maatschappelijke discussies, waar dan ook iedereen op kan worden aangesproken. Daar valt voor iedere partij of stroming winst bij te behalen, en opmerkingen van Jeroen Dijsselbloem of wie dan ook dat ideologie er tegenwoordig niet meer toe doet zijn hooguit onkundige naïviteit of naïeve onkunde, of een sullige mix van beide.

Tegen de achtergrond hiervan is het terecht dat Paul Depla afgelopen juni, in zijn reflectiedocument op het verkiezingsdebacle, de PvdA oproept tot een herformulering van ideologische noties en de ontwikkeling van de partij van een bestuurdersclub tot een beweging die juist die aanhang tussen verkiezingsperioden door ontwikkelt. Ik heb het gelezen als een document dat hoop geeft, maar dan moet men er wel wat mee doen en er is waarschijnlijk ook nog veel meer nodig. Het zal dus om een langdurig proces gaan, en dat is ook vrij logisch, want een stel kwalijke gewoonten als dat van met name de laatste 30 jaar wen je niet af in een achteloze handomdraai waar verder weinig woorden aan vuil hoeven te worden gemaakt. Er is dus een grondige herbezinning nodig, al hoeft de partij zich daarvoor niet langdurig in zichzelf te keren. Net zoals bij een winkel tijdens de verbouwing de verkoop gewoon doorgaat, zal de PvdA zich toe moeten draaien naar de diverse vormen van progressieve oppositie in onze samenleving en daar een actieve bijdrage aan proberen te leveren – proberen dus, want ze zijn het niet voor niets ernstig verleerd.



Beweging

En dan nog: het woord ‘beweging’ heeft nu ineens een bijna magische klank gekregen. Vorm je om tot een beweging en hoppa, klaar ben je, althans zo lijkt het. Maar ben je er daarmee dan ook echt? Wat is dat eigenlijk: een ‘beweging’? Geert Wilders heeft er een, die ik, hoe dan ook, niet anders dan als zeer vluchtig kan beschouwen. Emmanuel Macron schijnt er ook een te hebben met zijn “En Marche”. Maar die moet zich nog maar helemaal bewijzen. De notie ‘beweging’ lijkt op de een of andere manier te slaan op mobiliserend vermogen. Persoonlijk ben ik bij zowel Wilders als Macron meer geneigd te denken aan mobiliserende mazzel, of mobiliseren met mazzel. Met enig opwaarderen zou men dan ook de Engelse Brexitstemmers nog wel tot een beweging kunnen bombarderen. Maar als beweging is die inmiddels ook alweer zowat vervlogen. Met de dolle vlucht naar alle kanten van al die rare kopstukken is er bar weinig meer van over. Beweging: voor je het weet heb je er een, maar je bent hem ook zo weer kwijt als je niet heel goed oppast.


Wilders vindt dat allemaal natuurlijk wel best zo, maar Macron realiseert zich deksels goed dat hij zijn aanhang zal moeten bestendigen, en daar komt toch heus organisatie bij om de hoek kijken, om de nodige continuïteit op te bouwen. Partijvorming en dergelijke lijken me dan onvermijdelijk en zeer logisch. Waarmee dus ook gelijk het idee van de achterhaaldheid van politieke partijen de prullenbak in kan. Beweging als notie is dus beslist geen toverstaf waarmee alles wat je aanraakt verandert in politiek goud. Je hebt organisatie en continuïteit nodig, die zich manifesteren bij verkiezingen en sociale acties als demonstraties, ludieke publieksacties, stakingen en wat dies meer zij. Pas dan kun je na verloop van tijd gaan spreken over iets als de georganiseerde kracht van een stabiele aanhang.

Groene beweging?

Dat is dan ook tegelijk de waarschuwing voor links, want ook de rest van “links” is hier nogal onvast. De SP geldt momenteel zo’n beetje als de meest linkse loot aan de stam, maar die schijnt moeite te hebben met de balans te vinden tussen oppositie voeren en meeregeren in gemeenteraden en provinciale staten. Al is de stellingname van ‘nooit met de VVD’ een hele duidelijke, en wat mij betreft een terechte. De Partij voor de Dieren kiest voor een vergelijkbaar principieel oppositionele stellingname, uiteraard met hun eigen accenten, en wat mij betreft even zo terecht. Maar nou Groen Links: Klaver laat zich in een proces van informerend onderhandelen meezuigen, om uiteindelijk daar toch maar weer uit te stappen. Maar dan zijn we inmiddels 3 maanden verder. Vooral de lange duur van dat aanzitten en mee palaveren roept vragen op. Denkt Klaver nou echt dat hij met zijn toch betrekkelijk kleine fractie een overwegend stevig ronkend rechts kabinet naar links zou kunnen trekken? Kansloos, gezien de politieke opvattingen van Rutte, Buma en Pechtold. Terecht zijn er van de linkerzijde waarschuwingen gekomen dat hij niet in de fout van Diederik Samsom moet vervallen. Gelukkig, Klaver is uit het overleg gestapt, en laten we hopen dat het mede met die gedachte in het achterhoofd was, en dat hij dat toch ook vooral niet zal vergeten.

Maar ik heb verder weinig tot geen aanknopingspunten om er gerust op te zijn dat de historische fouten van Femke Halsema en Yolande Sap zich bij Groen Links niet weer zullen herhalen. Ik bedoel hier de quasi liberale wending naar de ‘hervorming’ van de arbeidsmarkt van de eerste, en een stap als het vol zin voor verantwoordelijkheid meedoen aan het Lente-akkoord van april 2012 van de tweede. Over het geklungel met Kunduz hebben we het maar even niet. De electorale afstraffing van 10 naar 4 zetels bij de verkiezing van september dat jaar was dan ook niet meer dan logisch, want het linkse imago had inmiddels teveel deuken opgelopen. Het is de makke van al wat ‘groen’ is in de Europese landen.

Groen Links is een partij die zijn aanhang overwegend haalt en meet bij verkiezingen of anders wel de peilingen. De manier waarop men daar de politieke koers uitzet wordt hoofdzakelijk bepaald door electoraal politiek denken. Ze geeft zich daardoor net zozeer over aan die mix van medialogica als de meeste andere partijen, en is daarmee evenzeer een speelbal van de electorale luimen van vooral zwevende kiezers. Een bestendige achterban in de zin zoals waarop ik hierboven doel hebben ze daar niet of nauwelijks, of het moet een zekere linkse ‘harde kern’ zijn die altijd wel goed is voor een zeteltje of 3. Maar ook daar zit een spreekwoordelijk groot verloop in. Verder schop je daarmee politiek nog geen deuk in een pak boter. Alle gepraat over ‘beweging’ ten spijt: het is een uiterst vluchtig geheel en de zetelwinst van Klaver kan een volgende keer zomaar weer volledig verloren gaan. Daar doen geen honderd tweet-ins wat aan af.

De beweging van Groen Links: die moeten ze nog gaan bouwen, en hopelijk beginnen ze er snel aan, want die is voor hen net zo hard nodig als bij de PvdA. Dat, en niets anders, is de echte uitdaging voor Klaver.


Utrecht, juli 2017.

Tags:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *